Kwartaal cadeau

In de afgelopen week vond ik nóg een reden waarom ik niet angstig kan zijn voor dood of overlijden. Dat komt door mijn moeder.

21 november 2012. Ik zit met mijn moeder bij de internist, die haar net heeft verteld dat mijn moeder een flinke slokdarmtumor heeft. Eindelijk een reden voor de onverklaarbare pijnen van mijn moeder die dan wel, dan weer niet optreden. Het is grillig en dat is de tumor ook.

Eerder, al in oktober,  is mijn moeder thuis op de grond gevonden, door mijn zoon. (Mijn moeder was ook de buurvrouw). Mams is niet in staat te spreken, hoge koorts en ijlend. Mijn zoon belt mij en ik ben de huisarts. In no time zitten we in de ambulance, met zwaailicht en sirene. Het blijkt hersenvliesontsteking. Na twee weken ziekenhuisopname verhuist mijn moeder tijdelijk  naar de revalidatieafdeling van een verpleeghuis, om aan te sterken.

Dat aansterken blijft achter, omdat mijn moeder niet goed kan eten, vaak maagpijn en krampen heeft. Ze wordt doorgestuurd naar de internist en na wat onderzoeken zitten we dus bij de internist, gespecialiseerd in oncologische behandelingen.

De internist noemt alle opties voor behandeling op. Iets met een buismaag, chemo en nog wat bestralingen. Het is niet levensreddend maar wel levensverlengend. Het kan allemaal al gauw, ergens in een speciaal kankerziekenhuis, aan de andere kant van de stad, waar het woord openbaar vervoer nog niet is geland. Mijn moeder is op dat moment 83 jaar oud. Moe door de nasleep van de hersenvliesontsteking. Toch is ze die middag glashelder.

Mijn moeder kijkt eens met een schuin oog naar de dokter, schuift met haar voeten, kijkt naar mij en ik weet wat ze gaat vragen. “Wat als we níets doen, en laat me dat corrigeren,” zegt mijn moeder, “wat als ík niets wil doen?”

Stilte.

De internist kijkt intussen ook een beetje schuin. Probeert achter ons in de kamer iets te ontdekken waar ze naar kan kijken. De sfeer is om te snijden en de stilte is ronduit ongemakkelijk.

“Dat is uiteraard uw zaak,” zegt de internist uiteindelijk zachtjes. “Hoogst onverstandig, dat wel.”

“Mooi, hoor ik mijn moeder zeggen. “Kom kind, we gaan.”

We rijden naar het verpleeghuis. Uiteindelijk zal ik haar op 5 december, haar verjaardag, naar huis halen maar dat weet ik dan nog niet.

Op 21 februari 2013 mocht mijn moeder inslapen, in haar eigen huis. Na de week waarin een ieder nog kon en mocht langskomen om afscheid te nemen. (Mijn moeder noemde het haar feestweek).

Ik mocht op de rand van haar bed zitten, hield haar hand vast. In haar ogen en de mijne vonden we de drie prachtige maanden terug die we cadeau hadden gekregen. Misschien elkaar wel cadeau hebben gegeven. Een kwartaal in blessuretijd,  waarin mijn moeder en ik elkaar nog mochten verrassen, van elkaar mochten leren.

Eén reactie

Meer blogs:

Rechtvaardigheid

Als ik naar mijn klanten kijk, hebben de enkele overeenkomsten. Allemaal zijn ’t heel fijne mensen, waarbij ‘fijne’ niet alleen terugslaat op

Jaap

“Kun je misschien even een lapje over me heen halen?” hoor ik onder mijn handen. “Je hebt wat op me laten vallen

Speerpaardje

“Jij werkt dus met voorwerpen,” zegt Annie, mijn innerlijke critcus. “En ik zie het je vaak doen, maar waarom is dat eigenlijk?”