Ik ben geen verhaal uit een hoofdstuk. Ik ben dat boek met losse bladzijden waarvan je je afvroeg of ze er hoorden. Eenmaal gelezen weet je waarom ze er waren.
Ik ben het tapijt, het feestelijke kleedje, de sjaal met een kleurrijke draad die rafelig lijkt en zich niet laat haken of breien doordat ze taai is en een gewirwarde mix in zich heeft.
En precies dat maakt mijn draad zo sterk en ben ik ‘m nooit écht kwijt.
Ze is op de plek waar ik begin. Soms zit ze strak, soms losjes omwonden of is ze eigenwijs ergens op de grond gevallen. Mijn draad kan alle kanten uit en laat zich niet vangen in patronen of modellen. Je weet dus nooit of ik een trui, een broek of tóch een sjaal word. Ik ben het allemaal en ook niet.
Ik ben gemaakt niet om vast te zetten, ik ben om te creëren, te laten ontstaan. Ruimte te scheppen om te ontwarren. Vastgehaakt, ingebreid of geweven raak ik in de war.
Mijn draadkracht zit in het bewegen tussen tegenstellingen. Ik probeer het ongrijpbare te vangen in taal en durf dat ook weer los te laten, zodra het mij gevangen zet.
Hier sta ik met mijn vader. Joegoslavië, 1975. Mijn vader maakt een wezenlijk deel uit van mijn draad. Onmiskenbaar. Ook nu hij er niet meer en tóch aanwezig is.
