Opleidingsdag 2, we schrijven vrijdag 12 maart.
“Odette, doe jij zo de oefening met de ballen in de groep?”
Ik knik, natuurlijk doe ik dat. Nou ja natuurlijk, het voelt eerder onnatuurlijk maar dat geeft niet. Het is léren hè.
Ik lees mezelf in en ter plekke voel ik dat mijn brein zich verslikt. De tekst is namelijk voor meerdere uitleg vatbaar (welke kant?) en de letters lopen inmiddels als vermicelli door mijn hoofd. Kak. Ik voel me nu al mislukt en ik mag nog beginnen.
Toch doe ik een stap naar naar voren, adem in en weer uit. Ik zet m’n faalgenoten in een kring om me heen en ik start de oefening in de veilige variant. Want veilig, dat beheers ik. Dat kunstje kan ik altijd en overal want zo kan er niks gebeuren.
Veilig is saai in dit verband en ik zie mijn medefaalgenoten inkakken. Gatverdamme, dit kunstje kan ik helemaal niet. Dat wordt nog wat als ik met groepen ga werken. Als ik dat nog wil. De faalhaas die mijn hoofd af en toe afhuurt schatert het uit van het lachen en schettert door mijn gehoorgang. Over iets willen kunnen.
“Odette wacht even, hij kan ook anders,” hoor ik mijn docent rustig vertellen. En inderdaad, andersom gaat ‘t ook en op die manier gaat de oefening ineens veel leuker. De paniek daalt en ik vind de lol weer terug.
Toch zit de frustratie die ik voelde me dwars. Hoezo voel ik weerstand? Hoezo ben ik bang iets niet te kunnen? Potverdikke, dit wilde ik juist aangaan. Omgaan met stress en onzekerheid vanuit frustratie iets niet te kunnen of denken niet te kunnen.
Een appsessie op zaterdagmorgen met een mede Lefgenoot gaf me inzicht. (Dat doet ze vaker, haar talent heet Verheldering)
“Odette, jouw kracht is verbeelding. Dat bén je en dat is je kunstje. Omgaan met falen en er comfortabel in zijn is een heel andere koek dat vraagt om een ander recept en andere ingrediënten. Andere vaardigheden, ook.”
Ik heb mezelf bij deze omgedoopt tot flateraar-to-be. Dat houdt in dat ik dus bang mág zijn en frustraties mag ervaren, zodat ik juist daarin de ruimte mag vinden om er comfortabel mee te worden. Door m’n hoofd soms wat vrije uren te geven en mijn lijf te laten voelen en vertellen.
Ik hoop dat die Faalhaas in mijn hoofd meeleest.