Of: de wijsheid die vrijkomt wanneer je je mond houdt.
Je zit in een overleg. Er wordt iets gevraagd en iedereen kijkt. Niemand weet iets. En dus doe je iets slims: je zegt iets wat lijkt op weten.
Een keurig klinkende zin, een antwoord dat zich vermomt als inzicht.
Netjes verpakt, strikje erop. Hatsé!
Even later voelt je iets vaags. Een knappertje, een krampje. Hoe kan dat jou? Dat had je toch maar even mooi opgelost, toch? Nee dus. Want ergens met dat zinnetje heb je jezelf verlaten.
We zijn zo gewend om iets te moeten weten. Snelle antwoorden te geven, liefst ook nog ad rem en die ergens op slaan. Efficiënt vergaderen, scherp en vooral: op tijd.
Weten = niet wijs
En niet-weten is niet zwak of onwetend.
Niet-weten is een beginpunt. Een plek van voelen, van luisteren en van aankomen. Ermee durven zijn en het van alle kanten durven aankijken. Wat is het nou écht en wat betekent dit voor mij?
Daarom pleit ik voor meer pauzes. Meer haperende zinnen en meer schouderophalen die ruimte maken. Tussen je eerste impuls en je tweede gedachte ligt meestal het antwoord dat klopt.
En dat komt niet als je duwt of trekt maar als je durft te wachten.
Vraag-van-Aag
Wat zou er voor je veranderen als je niet meteen antwoord geeft op een vraag maar eerst terug stapt om te voelen wat er werkelijk van je gevraagd wordt? Daar kunnen we het over hebben. Tijdens een Onderonsje bijvoorbeeld. Een vrijblijvend gesprek van een half uurtje waarin je niks koopt en nergens aan vastzit.