Verbeelding

Vanmiddag schreef ik mee tijdens een internationaal online schrijfevenement. We bedachten eerst een titel, aan de hand van een personage in een bepaalde ruimte. Vervolgens voegden we een conflict toe en mochten we aan de slag met een why en een what. Letterlijk, want het evenement vond plaats in het Engels.

Taalschakelen (ja dat is een bestaand woord, want ik verzin het net) wordt dan een interessant breingebeuren. Op het moment dat mijn creatieve geest overloopt van ideeën en bruist en ik bedenk dat het zwikje nog vertaald mag worden, gaat er een knop om. De slagboom gaat neer, de boel loopt vast en ik vind het op slag niet leuk meer. Niks vier van plezier, het wordt een zeven van overleven. Daarmee werd deze schrijfbijeenkomst ineens een tussentijds ingelaste online training Moed om te Falen.

Ik voelde me vreselijk onhandig. Dom. Ongemakkelijk, ook. In plaats van echter op de “leave” knop te drukken, besloot ik bij mijn gevoel van falen en mislukken te blijven. Eens diep in de frustratie te gaan zitten. Pontificaal. Mijn hoofd probeerde de boel al gauw te sussen met troostende gedachten. dat mijn schrijfsel niet perfect hoefde te zijn. Mijn borstholte en mijn buik vertelden mij echter iets heel anders.

Wat. Als. Ik. Mijn. Stukje. Straks. Moet. Voorlezen. En. Het. Is. Niet. Leuk. Genoeg.

Ik had de volgende ingrediënten voor mijn verhaal verzameld: een oude eenbenige zeeman die in een penthouse woonde zonder lift, naast de deur stond een zelfgemaakt accugestuurd skateboard voor zijn enkelstomp, zodat mijn zeeman buiten op straat vlot zijn weg kon vinden. In dat penthouse bevond zich een super-de-luxe badkamer met lichtkoepels én een bubbelbad. En daarin…. bewaarde mijn zeeman zijn dode buurman.

Dat komt zo: ik had bedacht dat de zeeman was betrapt met de vrouw van de buurman, terwijl ze naakt online bingo hadden gespeeld op een verloren regenachtige zondagmiddag. Je moet wat.

En toen was ik er wel klaar mee.

Met de beschrijving van het hoe, wat en wie in de scene was ik gauw klaar. Mijn mede schrijfgenoten hadden naast een beschrijving van het wat en hoe ook nog allerlei karakteristieken van de hoofdpersonen verzameld: gezichtsuitdrukkingen, favoriete gerechten, kledingstukken. Dat had ik allemaal overgeslagen, ik vond het verhaal al lang genoeg. Was er eigenlijk al wel klaar mee. Ik ben immers van de korte stukjes, dat is mijn kopje thee. Net als met hardlopen ben ik niet geschikt voor de lange duur; na een A4-tje ben ik de interesse en de draad kwijt. Ik betrapte me op een gevoel van teleurstelling. Was dit het nou?

Na nog een aantal wat’s en waarom’s te hebben uitgeschreven (de zin was inmiddels ver te zoeken) mochten we kiezen. Keuze één was een volledige dialoog schrijven met een nieuwe ingebrachte moeilijkheid. Bij mij was dat bijvoorbeeld dat de buurvrouw (aangekleed) inmiddels aan de deur stond bij mijn eenbenige zeeman, met de vraag of ze haar panty in de badkamer mocht gaan pakken. Bij de resten van wat eens haar man was geweest. Wat ze natuurlijk niet wist. 

Kies altijd nummer twee!

Keuze twee hield in dat we de reeds bestaande situatie mochten beschrijven vanuit het perspectief van de ruimte waarin het speelde. En dat, lieve mensen, wekte mijn schrijfvonk. Het vuur in mijn schrijvershart. Het wekte de wow-factor die ergens slaperig achterin mijn bovenkamer rondhing, het raakte mijn ikigai, de reden waarom ik mijn bed uitkom om te schrijven.

Dingen die niet zelf kunnen praten, een stem geven.

Ik geef de krokus en de narcis een stem, als niemand ze hoort en ze beiden ruzie maken over de hoeveelheid zon, die verdeeld moet worden. En als het gras gemaaid wordt, kan ik de sprietjes laten zingen. In C-majeur. Ik kan madeliefjes met elkaar laten walsen en met de paardenbloemen erbij. En ik kan paperclips laten grijnzen, want toevallig kunnen ze dat. Nooit gezien? Jammer, want als je het maar wíl zien, goed oplet en het vervolgens netjes opschrijft, gebeuren er kantoorwonderen en ontstaan er zelfs intens verstrengelde relaties tussen paperclips en nietjes.

Ik gaf het penthouse van de zeeman kreeg een stem. Een galmende afkeurende stem, bars en vol kritiek op mijn zeeman en zijn capriolen. Daarnaast had het penthouse ook nog wel wat te melden over de ontbrekende lift en had het zijn muren vol van de snollerige buurvrouw. Die hij, in tegenstelling tot mijn zeeman, maar een flirterig typje vond. En een drinkzuster.

Ik ging helemaal los, tot ik ineens bedacht dat ik deze briljante ingevingen later mocht gaan delen. Lees: eerst moest vertalen (het leest zo lullig voor, anders). Mijn stemming leek te veranderen, tot ik ergens vanuit mijn tenen een krul voelde die zich om mijn mondhoeken nestelde.

Wat maakt het immers uit, wat ik voorlees. Ik heb enorme lol gehad en als beelddenker weet ik waar mijn zeeman woont, ik hoef hem maar op te roepen. Wanneer het nodig is, kan ik het penthouse nog zoveel onzin laten uitkramen. De zon op zijn witgepleisterde muren laten vlamme, zodat zijn betonnen hartje verwarmd wordt.

En zo niet, dan schrijf ik wel vanuit het perspectief van het zeepje, wat nog op de rand van de wastafel ligt in de badkamer van de zeeman. Reken maar dat het zeepje weet wat er met de buurman is gebeurd. Ook zeepjes kunnen praten, als je het maar probeert. Ze schrijven zelfs gedichten.

Ik kan misschien geen roman schrijven. Maar ik ben graag de ghostwriter voor (magische) zaken die niet kunnen spreken en toch een verhaal te vertellen hebben. Zoals de lavendelplantjes die me vertellen hoe ze zich voelen, tijdens hun eerste week tussen de oudgedienden in onze voortuin. Of het drama op de vensterbank, met twee dode libellen en een kaarsenglaasje. Want echt, daarmee kan ik boeken vullen.

Eén reactie

  1. Doe vooral waar je goed in bent. Geef voorwerpen een stem. Ik heb genoten van je invallen. Soms denk ik wel eens dat jij je lat te hoog legt, ik snap best dat je uitdagingen wilt aangaan, maar het voedt je faalangst. Ik kan wel zeggen dat het onzin is, want je kunt het best, maar zo werkt het niet. Oh gottegot wat sla ik nu voor therapeutische taal uit, iets wat ik juist niet wil doen als ik iemand niet in de ogen kan kijken.
    Toch laat ik het staan, want ik heb soms zo met je te doen in die worsteling met jezelf.
    Je bewijst hierboven toch maar mooi dat je kunt schrijven als de beste. En wat je zegt ook met andere zaken kun je boeken vullen. Mijn schrijfcoach waarschuwt soms ‘kijk uit met wat je overhoop haalt, want daar moet je iets mee.’
    Zo blij dat je enorme lol hebt gehad, daar gaat het ook om. Plezier in schrijven. 😘

Meer blogs:

Rechtvaardigheid

Als ik naar mijn klanten kijk, hebben de enkele overeenkomsten. Allemaal zijn ’t heel fijne mensen, waarbij ‘fijne’ niet alleen terugslaat op

Jaap

“Kun je misschien even een lapje over me heen halen?” hoor ik onder mijn handen. “Je hebt wat op me laten vallen

Speerpaardje

“Jij werkt dus met voorwerpen,” zegt Annie, mijn innerlijke critcus. “En ik zie het je vaak doen, maar waarom is dat eigenlijk?”